vrijdag 4 mei
2018
Na een weekje vakantie, waarin vooral heel veel noodzakelijke dingen werden gedaan, kon ik vandaag vertrekken om de rest van het Jabikspaad te lopen. Ik werd door Manlief en de Wandelkerel naar Blokzijl gebracht. Daar vertrok ik, na het scoren van een stempel, om 9.30 uur.
Net buiten
Blokzijl twijfelde ik even over de route en toen maakte ik alsnog de verkeerde
keus. Ik wilde de zomerroute lopen, maar na een kilometer kwam ik erachter dat
ik op de winterroute zat. Nou ja, niks aan te doen en uiteindelijk komen ze
toch weer samen in het plaatsje Nederland.
Van Nederland
ging het via een prachtig fietspad naar Kalenberg, waar ik lange tijd langs het
water mocht lopen, bruggetje op, bruggetje af. De vaste bruggetjes waren geen
probleem, maar de ophaalbruggetjes klapperden soms onder mijn voeten. Dat is
toch wel een rare gewaarwording.
Vanuit
Kalenberg volgt een prachtig fietspad langs een eendenkooi en door een
moerassig gebied. Dit pad heb ik nog nooit gelopen, maar eenmaal aan het einde
ben ik ineens op bekend terrein en zie ik in de verte café-restaurant De
Weerribben. Ik heb er 9 km opzitten, dus een mooi moment om even te rusten. Het
is kwart over 11 en ik heb zin in een tosti, Die tosti kan ik helaas vergeten,
de keuken gaat pas om 12.00 uur open. Ik hou het dus bij een kop thee en als ik
weer verder ga, neem ik een broodje uit eigen voorraad.
Nu ben ik op
weg naar Oldemarkt. Daar ben ik sneller dan verwacht en hier is ook horeca waar
de keuken wel open is, maar het is me te snel om weer te gaan zitten. Aan het
einde van de bebouwde kom moet ik een keuze maken, ga ik via het voet-fietsveer
of niet. In de beschrijving staat dat het veer zware handbediening heeft, maar
dat houdt mij niet tegen, ik neem het veer. Het fietspad er heen is prachtig,
langs het water, en ik geniet dan ook volop. Als ik bij het veer aankom, ligt
hij aan de overkant. Ik kijk nog even of er toevallig nog iemand aan de overkomt
aankomt die over wil steken, maar helaas is dit niet het geval. Ik moet mijn
eigen armen gebruiken om het veer mijn kant op te krijgen.
Als ik met het
veer op weg ben naar de overkant, komt daar wel een echtpaar aan fietsen. Samen
draaien we rondjes, maar helaas loopt de boel vast. Ik ben op een derde en kan
geen kant meer op. Na veel trekken en duwen en na aan beide wielen te hebben
gedraaid, zowel linksom als rechtsom, is de boel ineens weer los en bereik ik
de overkant. Pfffff, ik heb het er warm van gekregen.
Even verderop
is een bankje en die is voor mij. Ik drink wat, eet wat en ik maak van mijn
lange broek een korte broek. Ik blijf hier lekker een poosje zitten.
Als ik verder
ga, loop ik dwars door een kudde schapen. Aan fietsers zijn ze wel gewend, maar
aan wandelaars niet. De fietsers keuren ze geen blik waardig, terwijl ik
uitgebreid word bekeken. Gekke beesten.
In de verte
ligt een steiger een heel eind het water in en daar staat iemand op. Het lijkt
een man met een (hele) dikke buik en (naar ik hoop) een minuscuul zwembroekje.
Ik besluit om daar maar geen aandacht aan te besteden, mocht ik dichterbij
komen. En dichterbij kom ik. Rondom de steiger is een stukje land afgezet en
dat is omgeven door bosjes. De man (Ja, het is inderdaad een man met een hele
dikke buik.) loopt nu op dat stukje land en weer besluit ik om er geen aandacht
aan te schenken. Dat mislukt jammerlijk. Als ik op het fietspad ter hoogte van
de man loop, schraapt hij heel hard zijn keel. Automatisch kijk ik op. Ik zie de
man, ik zie zijn dikke buik, ik zie zijn minuscule zwembroekje, onderaan zijn
kont en ik zie dat hij mijn kant opdraait. Ik kijk snel weer voor me en ben
blij dat er zowel voor als achter mij fietsers aankomen. Niet dat de man heel
dichtbij is, maar ik zit niet te wachten op een vervolg. Als ik een eind ben
doorgelopen, kijk ik achterom. Hij staat weer op de steiger. Nou ja, ik hoop
dat hij genoten heeft, ik vond er niks aan.
Met een grote bocht loop ik verder naar Sonnega. Ondertussen moet ik best wel nodig toiletteren, maar er is geen enkele mogelijkheid. Geen vast toilet, geen groen toilet, tenzij ik graag publiek wil tijdens het plassen en dat sla ik toch liever over. Vanuit Sonnega loop ik via een rotonde Wolvega binnen en op de rotonde zie een bordje “Cafetaria 350 m” en dat biedt hoop. Als ik de cafetaria binnenkom, loop ik direct door naar het toilet. En dan is het tijd om even te zitten en iets te eten. Dan blijkt ook nog dat de cafetaria een officiële stempelpost is en dat levert weer een mooi exemplaar op in mijn pelgrimspaspoort.
Na deze rust
loop ik door, dwars door Wolvega. Het is wel elke keer even zoeken, want hier
is het Jabikspaad alleen in zuidelijke richting gepijld. Ik bepaal mijn route
dus op basis van de positie van die bordjes. Als ik op een industrieterrein
loop, begin ik te twijfelen of ik wel goed zit. En die twijfel blijkt juist te
zijn. Met behulp van de kaart op mijn telefoon kom ik weer op de goede route.
Ik loop onder
de A32 door en even later verlaat ik het Jabikspaad om naar mijn
overnachtingsadres te gaan. Het lijkt een heel eind, ik moet bij een huisnummer
in de 50 zijn en de telling begint bij 2. Groot is mijn vreugde als de nummers
ineens verspringen zomaar 20 erbij. Om dan vervolgens weer a-, b-, c-nummers te
treffen. Pffff. Uiteindelijk blijkt het een kilometer lopen te zijn.
Na een kop
thee, een praatje en een douche voel ik me weer een ander mens. Ik zit nog een
genoeglijk uurtje in de zonnige tuin en vervolgens kijk ik nog even mee naar de
tv. De twee minuten stilte hou ik graag in ere.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten